Hoe dichter we de achtbaan-wagentjes naderen, hoe benauwder ik word. We schuifelen langzaam vooruit in de rij, terwijl ik mijn aandacht dwing naar alle doodenge verhalen van zijn drie oudsten. Pubers durven ongeveer alles kom ik achter, alsof ze oefenen met het uitdagen van hun grenzen. Ik wil ook mijn grenzen blijven verleggen, ik ben niet bejaard, dus stap ik bezweet in het wagentje met claustrofobische paniekgedachten. Het is de tweede keer in mijn leven dat ik in een pretpark ben. De eerste keer was met deze zelfde liefde 25 jaar geleden. Terwijl ik de hele rit aan het gillen ben, roept zijn oudste dochter schaterlachend ‘mietje’!

In dit nieuwe seizoen van mijn werk als pionier gaan we o.a. ‘krachtdagen’ aanbieden. Voor mensen die hun eigen bagage met zich mee torsen, vaak in stilte. Mensen die de littekens nog dragen van een burn out, een scheiding, ziekte, miskramen. Een middag met elkaar in gesprek en met een passend ritueel, een creatief- en een ontspanningsonderdeel. Op een diepere laag loslaten, het verleden een plek geven en een volgende stap maken op je levensweg. Meestal is er sprake van ontwrichting en van een nieuwe start. En ik dacht, ik kan niet achterblijven. Ik moet mijn eigen verhaal blijven vertellen. Hopelijk durven anderen dan ook te vertellen over hun eigen achtbaan en blijkt er meer (h)erkenning te zijn, dan je dacht.

Twee jaar geleden nog was ik deel van een standaard hoeksteen-gezin. Zo standaard waren we niet, maar voor de buitenwereld was het helder en eenvoudig. Een bewogen tijd was het, waar we ineens in twee huizen woonden en onze vier levens compleet veranderden. Ik hakte zelf de knoop door en na veel verdriet, schuld, woede, twijfel, maar ook nieuwe hoop en liefde, loop ik rond in een pretpark. Toen ik er middenin zat, was het vooral overleven en kon ik er nog niet over schrijven. Misschien over een tijdje wel. Ik mag me van mezelf zo nu en dan weer gelukkig voelen. Want zo’n nieuw begin is spannend; een onontgonnen gebied waar we de eerste sporen behoedzaam trekken. Een soort pionieren eigenlijk. En inmiddels weet ik; pionieren heeft mooie en harde kanten. En er is iets wat je drijft, anders ga je niet pionieren. En vaak is dat liefde. Nu ook.

Ik weet weinig of niets van samengestelde gezinnen. Hoe moet dat eigenlijk? Alleen op afstand, de ex-man van een vriendin, die opnieuw trouwde en nog twee kinderen kreeg. Haar kind was dol op zijn half-broertjes, maar ik herinner me ook het onwennige en hoe iedereen zo zijn best deed. En bij ons zijn er zes kinderen en niet ‘half’ maar ‘stief’. Ik wil het zo graag goed doen, maar wat is goed? Ik begrijp nu hoe het voelt om ‘die andere vrouw’ te zijn. Ik kan van mezelf en de kinderen geen wonderen verwachten. Ik voel nou eenmaal wat anders voor mijn eigen kind en zij voor hun eigen ouders. En dat zal altijd blijven. Toen ik dat besefte was het even slikken. Maar het gaf me ergens ook lucht. Ik maakte me vaak onzeker met gedachten als: ‘ze willen me vast achter het behang plakken, want kinderen dromen toch allemaal van een hereniging’. Maar als er niks hoeft en met een lange adem, gebeuren er toch kleine wondertjes. Onverwachts.

Zijn dochter van twaalf die de hele dag acrobatische kunstjes oefent met mijn zoon van zeven, onze drie jongsten die tegen elkaar aan film kijken, zijn zoon van achttien, die even op ‘de kleintjes’ past, mijn jongens die keihard schaterlachen om Rein, zijn zoon van acht die me steeds vaker plotseling kietelt en dan ineens op me duikt. Gaat dit naar omstandigheden heel misschien toch best wel goed?

Het is lastig met zo weinig voorbeelden. Ik las wel een prachtig boek in de vakantie; ‘Jij, ik, hij, zij en alle kinderen’. De auteur geeft geen schema’s en regels, maar ze noemt voorbeelden van allerlei mensen die ze opzocht, ze geeft zichzelf bloot, stelt eerlijke vragen. Het is soms confronterend en tegelijk waait er een kalmerende poëtische wind door haar boek, van tijd die verstrijkt en over mensen die bovenal proberen lief te hebben. Ze beschrijft ook hoe samengestelde gezinnen nog niet op de maatschappelijke markt gezet zijn, hoe het ergens nog een sociaal stigma heeft en dat (stief)ouders vaak een gevoel van falen hebben. Maenhout beschrijft de worstelingen en de mogelijkheden van deze nieuwe gezinnen. “In plaats van enkel uit vreugde begint een nieuwe relatie (en dus een nieuw gezin) vanuit verdriet of toch op zijn minst vanuit verwerking. Er zijn herinneringen en beschadigingen. In een nieuw gezin kun je elkaar helpen om brokken te ruimen, nieuwe fantastische constructies te bouwen en inspirerende wegen te vinden. Want als twee nieuwe partners vorm je de fundamenten van het nieuwe gezin. Zonder sterke fundering stort elk gebouw in”. Wij merken op de camping dat veel mensen nieuwsgierig zijn maar het ook wat schuw van een afstandje gadeslaan. Dat bijzondere gezin op plek nummer 84.

En we leren een heleboel van twee weken kamperen. Oogcontact van een splitsecond waar er zowaar een brede glimlach tevoorschijn komt, alle kinderen die in een plak-rij de glijbaan afgaan of die schaterlach om de doodsbange stiefmoeder (hé verrek, ze durft direct te zijn!). Maar natuurlijk ook het dicht tegen je eigen pappa aan kruipen op schoot en het checken of je eigen mamma wel gezien heeft dat je een nieuw kunstje kan.

We praten veel over hoe we dit het beste kunnen aanpakken en tegelijkertijd beseffen we steeds weer dat het anders loopt dan we dachten en de dingen zich vanzelf wel aandienen. Voor alles is een tijd. Soms willen we te snel.

Er een tijd om te planten en een tijd om te rooien.
Een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen.
Een tijd om te omhelzen en een tijd om af te weren.
Een tijd om te verliezen, een tijd om te bewaren. (Prediker 3)

Hij is een vader van vier, ik een moeder van twee. We zijn twee gezinnen en we leren elkaar kennen. Dat is genoeg voor nu.

Want lopend door het pretpark heeft Reinier bijna constant een klein groepje van vier in een straal van 50cm om zich heen en voel ik de handjes van mijn eigen kinderen in de mijne als we het spookhuis in lopen.