In één week kwam ik hetzelfde artikel over eenzaamheid door scheiding in Leidsche rijn, mijn werkgebied, drie keer tegen. Een hot item zo vlak voor de feestdagen besef ik me. Al een tijdje loop ik rond met het idee te schrijven over mijn eigen ervaring. Maar wanneer is een blog eigenlijk te persoonlijk? Wanneer deel je iets met de wereld? De eerste periode was alles zo rauw en kwetsbaar, en nóg, maar toch zijn we alweer een stukje verder.

Wat ik veel tegenkom bij mezelf tijdens en na de breuk is schuld. Het is mijn keuze geweest om uit elkaar te gaan. Vrienden herinneren me er dan wel aan dat het echt niet meer ging. Ja, klinkt er dan een stem in mij, dat is misschien wel zo, maar er bestaat ook een keuze om te volharden, telkens weer en de kinderen daarmee één veilig thuis te waarborgen. Ik denk dat veel mensen deze stem kennen. Ik ben er ook voor om niet zómaar op te geven. Maar elk verhaal is anders.

Ik hoor dat oordeel in mijzelf, ‘waarom heb je niet gewoon volgehouden, je had het nou eenmaal beloofd’ en ik proef het oordeel in mijn omgeving. En ik ben vast niet de enige die dat proeft. Ik weet dat er voor mij geen weg meer terug was. Maar dat neemt niet weg dat het verschrikkelijk veel verdriet heeft gedaan en nog doet. Jaren van proberen, therapie, wegen zoeken, kinderen liefdevol opvoeden (maar zo op onze eigen manier), veel geploeter, ook van elkaar houden, maar uiteindelijk steeds vaker ruzie. Er was weinig positiviteit meer over. En toen werd ik verliefd. En ik wist me geen raad. Ik voel de oordelen door mijn huid dringen, misschien imaginair, maar ik voel ze. De mensen houden zich stil met hun gedachten. En ik voel schaamte.

Ik mag steeds meer vertrouwen op mijn eigen ervaringen, mijn eigen vertwijfelingen, verdriet, onmacht, schuldgevoelens, mijn eigen hart en uiteindelijk mijn eigen weg. Dat vraagt een heleboel kracht en kan verdomde eenzaam zijn. Alleen ik ken mijn eigen waarheid, die ik ook moest zoeken, worstelend door modderpaden en doornstruiken. De woede van de mensen die ik achterliet en mijn eigen torenhoge schuldgevoelens hebben lange tijd mijn wezen bepaald. In feite wist ik niet goed meer wat ik voelde. Alsof er boomstammen op de weg lagen en ik alleen maar aan het klauteren was om te overleven. Soms kon ik de stevige en ruwe handen van mijn moeder op mijn schouders voelen, die met haar diepe stem mijn naam fluisterde. Dan kon ik weer even dieper ademen.

Toen ik de buitenwereld zo en nu en dan kon uitsluiten en in mijn hart kon kijken zonder ruis, trof ik liefde aan.. en ook schuld. Maar deze was échter, deze was alleen van mezelf. Dan kwamen de tranen. En de tranen stromen vooral voor mijn kinderen. Wat had ik ze een eenvoudig leven gegund, waar ouders bij elkaar blijven, waar één thuis is, veilig. Maar het huis was niet veilig meer en de liefde complex en hield geen stand. Ik stuitte laatst bij toeval op de opname die ik maakte toen wij het de kinderen vertelden. Zoveel tegenstrijdige gevoelens riep het op, maar gek genoeg ook trots. We deden het beiden met zoveel liefde en voorzichtigheid en slaagden erin om dit eerlijk maar zonder onze eigen zwaarte over te brengen.

Ik heb de afgelopen jaren geleerd dat schuld geen vies woord is, wat niet mag bestaan. Ik neem mijn schuld op me, mijn deel. Het is moeilijk te verteren dat ik dierbaren heb gekwetst. Want elke week als ik weer afscheid van ze moet nemen en ze naar hun vader breng, breek ik een beetje. Vol goede moed rennen ze met hun rugzakjes door het achtertuinhek. Maar oef, wat mis ik ze als ik weer thuis ben, wat is het stil in huis. Er komt een moment dat ik hen zal vragen om me te vergeven.

Maar nu is het iets tussen mij en God. In het goddelijke vind ik vergeving, daar is zachtheid ‘wek mijn zachtheid weer’ en mag ik steeds weer opnieuw beginnen. Maar het is geen makkelijk trucje. Er gaat veel tijd voorbij en ik heb de oorverdovende stilte nodig van een klooster of het bos, waar duizenden stofdeeltjes in mijn hoofd éindelijk wat neerdwarrelen en ik mezelf aan kan kijken zoals ik ben.

 

Psalm 101, een vrije vertaling van Huub Oosterhuis

En weer zingen, maar nu zo zacht mogelijk

Ik zal mij stil maken, wachten in mijn binnenste kamer.

Ik gedoog niet één onwaar woord, ik wil het zuivere daglicht.

Geef mij een doorzichtig huis.

 

Iedere morgen een nieuw begin, woorden die openbloeien,

waar ik in wonen kan, veilig

met wie ook die mij lief is

en weer zingen, ook nu zo zacht mogelijk.