Die vraag houdt mij de laatste tijd bezig. Ben ik zo anders dan andere mensen die zich niet zo noemen? Waarom creëren wij pioniersplekken in Nederland vanuit de Protestantse kerk? Wat hebben wij mensen te bieden? Kan men ook zonder het christendom of een bepaalde religie verdieping en zin aan het leven geven? Kunnen wij verschil maken of is alles allang op ‘de markt’? Sommige vragen moeten misschien vragen blijven en die moeten we onszelf blijven stellen. Waarschijnlijk ben ik niet per sé anders, maar is er wel een bron, een vertrouwen gegroeid waaruit ik kan putten.

Als niet theoloog raadpleeg ik eerst maar eens de Wikipedia. “Een Christen is een aanhanger van het Christendom, of een volgeling van Jezus Christus”. Interessant is dat er onder christenen wel discussie bestaat over de vraag wat dit navolgen van Jezus precies inhoudt. En dat deze discussie vanaf het begin al is gevoerd. Het is altijd een opluchting als het nergens zwart op wit staat en er dus ruimte voor interpretatie is. Betekent ‘volgen’: in zijn voetsporen treden en wat is dat dan? Ik probeer me in eerste instantie te laten inspireren door zijn manier van leven.

“Voor de meeste stromingen is de mens zondig van natuur en geneigd tot alle kwaad. Christenen beschouwen de kruisdood van Jezus als een verlossende daad, waardoor zonden, indien er sprake van oprecht berouw, worden vergeven” Tja dit is een angel hè? Zonden. Zo’n afknapper voor velen, dat we van nature slecht zouden zijn. Ik heb er ook een dubbel gevoel bij. En de opstanding blijft een lastig onderwerp, te groot voor nu. Ik geloof wel dat het evangelie laat zien dat we als mens nederig mogen zijn. Dus dat we niet hoeven te focussen op het zondig zijn, maar wel weten dat niemand perfect is en we ons hoofd buigen voor de schoonheid van de aarde. In de Bergrede zegt Jezus: “Gelukkig wie nederig van hart zijn”.

Nederigheid. Wat had ik een hekel aan dat woord vroeger. Dit is wel veranderd. Toen mijn zus en ik vorige week in Roemenië waren hadden we er een mooi gesprek over met onze vriendin die non is in een Roemeens orthodox klooster. Ze zoekt iedere dag naar de betekenis van nederigheid. En zij is helemaal geen type om de hele dag met haar hoofd gebogen te lopen, ze straalt een trots uit en een wilskracht. Voor haar was het een worsteling om haar schaduwkanten te beteugelen, zoals denken dat ze het altijd beter weet dan anderen en dat het leven maakbaar is. Ik ben daar ook een leven lang mee bezig, ploeteren met de illusie bijvoorbeeld dat ik van alles kan controleren.

Jezus zei: “Want ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Matth. 11: 29). Was Jezus altijd bescheiden, volgzaam, met zijn hoofd gebogen? Nee, integendeel, hij was controversieel, recalcitrant. Hij accepteerde niet dat er mensen werden buitengesloten, hij verzette zich tegen een rigide volgen van wetten en regels gedachteloos en zonder mededogen. Hij verrast steeds weer, confronteert, laat je duizelen. Dat vind ik inspirerend.

Ik ben een aantal keer onderdeel geweest van een minderheid, in Israël heb ik als kind en later als twintiger gewoond in een christelijke kibboets tussen de Joden en Arabieren. Ik heb 2 jaar in Roemenië gewoond, de meerderheid Roemeens Orthodox. Ik woonde een half jaar in Bethlehem in een moslimwijk. In die omstandigheden voel je je vanzelf nederig. In hun ogen ben jij vreemd en dus leer je respect te hebben en word je automatisch nieuwsgierig naar hoe zij leven en waarom. Wat voel je je open en bloot als je op een bruiloft bent en je hebt als enige geen hoofddoek op of als je belandt in een dankritueel voor een overledene bij de orthodoxen en overladen wordt met eten of als je meedanst bij het Joodse Simchat Thora en je je een houten klaas voelt. Ik als Nederlander met mijn argwaan voor vrouwenonderdrukking, mijn koektrommel die open en weer dicht gaat en mijn gebrek aan natuurtalent in losgaan met het lijf. En wat verruimt dit dan je horizon. Prachtige rituelen om het leven te vieren, waardoor je je klein en dankbaar voelt. Tegelijk ontdekte ik hier mijn eigen wortels opnieuw en groeide mijn spiritualiteit.

In Nederland ben ik als belijdend christen ook in de minderheid, dit vraagt dus opnieuw om nederigheid. In Roemenië ben ik bang dat men mij een zondig mens vindt, omdat ik het allemaal niet zo zeker weet. In Nederland ben ik bang dat men denkt dat ik het allemaal te zeker weet. “Het is ouderwets, degelijk, kinderlijk om te geloven en je gaat zeker naar de kerk omdat je niet anders gewend bent of omdat je ooit bekeerd bent”. Het is de kunst om jezelf te blijven op beide plekken…poeh. Ik ben er niet op uit om anderen te bekeren, dat is mij vanaf mijn kindertijd geleerd. Ieder blijvend bij zijn eigen wortels en bronnen. Ik ga naar de kerk omdat ik denk dat wij een ander geluid kunnen laten horen, van medemenselijkheid, van saamhorigheid. Zoals Jezus: niet oordelend, maar elk mens met nieuwe ogen en met verwondering zien. Nederig van hart zijn. Ik ben een radertje in het grote geheel, ik word uitgenodigd met respect om te gaan met de natuur en ontzag te hebben voor alles wat mij te boven gaat.